Verplegen in de wijk

Wijkverpleging staat volop in de schijnwerpers. Begrippen als 'Rust, Reinheid en Regelmaat' zijn terug van weggeweest.

Bekijk dit dossier

Katholieke ziekenzorg

Katholieke religieuzen verpleegden zieken vanuit roeping en hadden tot de jaren ‘60 een belangrijk aandeel in de ziekenverpleging.

Bekijk dit dossier

Erfgoed

Bekijk hier de mooiste topstukken uit onze collectie

Bekijk dit dossier

Verplegen in de wijk

Wijkverpleging staat volop in de schijnwerpers. Vergrijzing en bezuiniging maken dat de thuiszorg op een andere manier georganiseerd moet worden. Huishoudelijke hulp komt bij gemeenten te liggen, terwijl verpleging en verzorging een taak van de wijkverpleging blijven. De roep om de ‘ouderwetse wijkverpleegster’ weerklinkt. De vraag is dan natuurlijk wat voor iemand dat was. Lees hier alles over de geschiedenis en historie van de wijkverpleging.

1830 - 1900

Nieuwe inzichten

In de tweede helft van de 19e eeuw kreeg de medische wetenschap inzicht in het ontstaan van besmettelijke ziekten. Dit had ook invloed op de zorg aan huis. De - nog ongediplomeerde - kloosterzusters en diaconessen konden de vraag naar hulp aan huis niet meer aan.

Artsen wilden meer preventieve maatregelen op het gebied van hygiëne. De Wet op Besmettelijke Ziekten van 1872 bleek niet voldoende. Die richtte zich vooral op genezing van ziekten.

Preventie, dus het voorkomen van ziektes, stond nog in de kinderschoenen.

<
>

Preventie, een particulier initiatief

Toen bleek dat de Wet op Besmettelijke Ziekten niet voldoende was om besmettelijke ziektes te voorkomen, kwamen geneeskundige inspecteurs in Noord-Holland in actie. In 1875 richtten zij de Noord-Hollandsche Provinciale Vereeniging ‘Het Witte Kruis’ tot Afwering van Epidemische Ziekten en Hulpbetoon tijdens Epidemieën op. Deze koepelorganisatie kwam voort uit tien plaatselijke particuliere verenigingen, met Hilversum als voortrekker. Het Witte Kruis richtte zich op voorlichting over gezondheid en hygiëne, ontsmettingsactiviteiten en bestrijding van pokken. Er kwamen magazijnen met matrassen, lakens, dekens, urinalen en andere benodigdheden voor de thuisverpleging.

<
>

Tinnen urinaal of 'piskannetje'

De oudste modellen urinaal waren gemaakt van tin. Dit urinaal is een staand model. Niet alleen om hem rechtop te kunnen neerzetten maar omdat in die tijd voor het gebruik een knielende houding in bed de gewoonte was. De zieke moest daarbij echter wel ondersteund worden. Bij dit voorwerp hoort een bijzonder verhaal, ...

... uit de herinneringen van verpleegkundige An Poot: 'Ik was op visite bij een oude tante Anna wonend op een kleine boerderij met een ongetrouwde neef. Tante Anna had voordien altijd voor haar oude moeder gezorgd, die 89 jaar is geworden. Opoe heette ook Anna, ik ben dus naar haar vernoemd. Maar na haar dood, vond tante Anna dat ik naar haar vernoemd zou zijn. Ik had zogezegd een streepje voor. Ik was al in de verpleging, vermoedelijk pas 20 jaar. Zij ging er van uit dat ik veel kennis bezat! Op een dag was ik bij haar op visite en zag ik op een tafeltje dat kannetje staan. Ik vroeg haar: tante, hoe komt u aan dit bijzondere kannetje? Zij keek mij ongelovig aan en zei: jij bent toch zuster, weet jij niet wat dit voor een kannetje is? Nee, zei ik, ik dacht dat het een bijzonder tinnen vaasje was. Nou, zei ze, jullie zullen in het ziekenhuis er wel een andere naam aan geven, maar wij noemden dit altijd een : 'PISKANNETJE'. Later mag je van mij erven. Maar toen ik afscheid nam, zei ze: neem het nu maar mee! Dat is het verhaal dat erbij hoort.'


Periode
  • Van 1800 tot 1920





<
>

Lientje de Bussy-Kruysse (1858-1937)

Lientje de Bussy-Kruysse was een van Nederlands eerste gediplomeerde verpleegsters. Haar grote verdienste is geweest dat zij kennis over de wijkverpleging in Nederland heeft geïntroduceerd. Het Britse model was hierbij haar voorbeeld. 

<
>

Kruisverenigingen in alle kleuren

In navolging van Noord-Holland ontstond ook in andere provincies behoefte aan kruisverenigingen. Notabelen richtten in 1900 de eerste plaatselijke neutrale Groene Kruisvereniging op als liefdadigheidsorganisatie. Provinciale afdelingen en de overkoepelende Algemene Nederlandse Vereniging Het Groene Kruis (ANV) volgden. Het katholieke Wit-Gele Kruis zag in 1916 het licht. In 1946 besloot de Bond van Protestants-Christelijke Verenigingen – een samenwerking van protestantse wijkverenigingen – verder te gaan onder de naam Oranje-Groene Kruis. Veel bestaande verenigingen sloten zich aan bij de kruisverenigingen, anderen bleven zelfstandig. Zo ontstond een netwerk van kruisverenigingen over heel Nederland. Een belangrijke schakel in dit netwerk was de wijkverpleegster.

<
>

De pop van zuster Stieltjes

Een wijkverpleegkundige met een pop, als ambassadeur van het vak.

Bekijk dit dossier

1900 - 1950

Katholieke ziekenzorg

Gedurende meer dan honderd jaar waren katholieke kloosterzusters een belangrijke factor in de Nederlandse ziekenzorg. Deze zusters deden hun werk uit godsdienstige motieven, met enorme inzet en soms in felle concurrentie met protestanten en ‘neutralen’. Aan het begin van de 20e eeuw werkten meer dan 1000 kloosterzusters in de verpleging. Na 1950 nam hun aantal snel af. Tegenwoordig zijn er amper nog kloosterlingen werkzaam in de zorg.

vóór 1800

Verbod op kloosterzorg

Vanouds heeft de kerk zich altijd bekommerd om de zwakken in de samenleving: om zieken, armen, wezen en bejaarden. In de Middeleeuwen boden kloosterlingen zorg en opvang in gasthuizen. Na de reformatie van de 16e eeuw werd het katholieke geloof in Nederland verboden. Protestanten namen de kerkgebouwen over en kloosters moesten sluiten. Gasthuizen kwamen in handen van de protestantse diaconie of het stadsbestuur. Zij huurden knechten en meiden in om de opgenomen zieken en bejaarden te verzorgen. Het niveau van de zorg in gasthuizen was laag. Wie het zich kon veroorloven, liet zich liever thuis verplegen door familie of betaalde hulp.

<
>

Gastvrije zorg

In de Middeleeuwen stichtten kloosterlingen hospitalen of gasthuizen waar iedereen welkom was. Reizigers, armen, vondelingen en zieken konden er terecht voor onderdak, voedsel en zorg. Het bijwonen van de godsdienstoefening was onderdeel van deze sociale vorm van zorg.

<
>

Kroepketel van koper

Dit object noemt men een kroepketel omdat het vaak bij kroep werd gebruikt. Omdat het ook voor andere aandoeningen van de luchtwegen toepasbaar bleek, heet het ook wel eenvoudig stoomketel. Het werkt als volgt: boven een spiritusvlam verdampt kokend water. De waterdamp kan uit de ketel ontsnappen via een opgeschroefde, ...

... omgebogen dunne buis van ongeveer 40 cm lengte. De buis loopt niet horizontaal maar iets stijgend, zodat niet de tot condens neergeslagen waterdamp maar de stoom uit de buis naar de patiënt stuift. Aan het einde van de buis hangt een emmertje voor het opvangen van condensdruppels. Naast het gebruik in ziekenhuizen werden deze toestellen verhuurd door apotheken en kruisverenigingen voor gebruik thuis. Er kon uitsluitend water in verdampt worden, zonder medicinale toevoegingen. Dit in tegenstelling tot de inhalatie-apparaten, die buiten de waterketel een inrichting hadden voor het vernevelen van vaste stoffen. Bij de kroepketel zouden deze vaste stoffen in de waterketel achterblijven en de patiënt niet bereiken. De kroepketel is de Nederlandse literatuur binnengeslopen in het boek 'Kort Amerikaans' van Jan Wolkers: "Toen ik een halfjaar was kreeg ik bronchitis. Naast mijn wieg werd een kroepketel gezet met de tuit in de kap. Het wiegenkleed ging dicht. Onder de ketel brandde een spirituslicht. Als het water ging koken kwam de stoom de wieg in. Dan ging het slijm loszitten. Op een dag raakte de tuit verstopt en het kokende water met gesmolten lood spoot tegen mijn slaap. Mijn linkeroog heeft maanden dichtgezeten. Ze wisten niet of het blind was. Later bleek dat het maar een millimeter gescheeld had. Mijn ouders zeiden me dat de apotheek hun een kroepketel had gegeven waarvan de tuit gesoldeerd was. Maar er kan alleen gesmolten lood uitgekomen zijn als de ketel drooggekookt en gloeiendheet geworden was. Ze hebben me natuurlijk maar laten liggen zonder naar me om te kijken."

 


Periode
  • Van 1850 tot 1940





<
>

Schenklepel van 'engeltjestin'

Dit medicijnlepel heeft op de handgreep een engeltje als merkteken. Het engeltje komt vaak voor op tinnen gebruiksvoorwerpen. Zo vaak zelfs dat de benaming 'engeltjestin' is ontstaan. Het engeltje, vaak met de initialen van de tingieter, was oorspronkelijk een keurmerk onder gieters en stond garant voor een nauwkeurig ...

... vastgelegde legering van het gebruikte tin. Na afschaffing van de gilden verdween de controle en verloor het engeltje zijn betekenis als waarborg voor zuiverheid. Na 1850 werd het engeltje meer een verkoopargument dan een kwaliteitsmerk. Deze lepel, met het engeltjesteken in de handgreep, stamt uit een latere periode. Onder het engeltjesteken staat het gemeentewapen van Rotterdam afgebeeld. Het kan betekenen dat de lepel daar is vervaardigd, eventueel voor een opdrachtgever in die stad. De lepel zou zelfs als souvenir voor de stad Rotterdam bedoeld kunnen zijn.


Periode
  • Van 1900 tot 1980





<
>
1800- 1870

De eerste katholieke gasthuizen

In het begin van de 19e eeuw werd het katholieke geloof weer toegestaan. Snel daarna ontstond de behoefte om katholieke zieken en bejaarden in eigen instellingen te verzorgen. In 1819 opende het eerste katholieke gasthuis zijn deuren: het St. Elisabeth Gasthuis in Breda. Daarna volgen er meer, eerst vooral in het zuiden van het land. Na 1860 kwamen er ook katholieke gasthuizen in steden als Utrecht, Amsterdam, Rotterdam en Arnhem. Vaak lag het initiatief bij katholieke notabelen die in hun stad of dorp een eigen katholiek gasthuis wilden. Voor de verpleging en verzorging deden zij een beroep op het groeiend aantal katholieke kloosterlingen.

<
>

St. Elisabeth Gasthuis te Breda

Op 14 november 1826 begonnen 3 meisjes uit Leuven en 1 uit Breda aan de verzorging van de zieken in dit gasthuis te Breda. De jonge kloostergemeenschap breidde zich razendsnel uit en nam de zorg van zieken in omliggende gemeentes op zich. In Breda ligt dus de basis van de religieuze verpleging.  

<
>

Erfgoed

Het Florence Nightingale Instituut beschikt over een eigen verpleegkundige collectie die bestaat uit foto's, objecten, egodocumenten en boeken. De collectie vind je terug in onze themadossiers, in de juiste context en met de bijbehorende verhalen. In dit dossier lichten we de topstukken uit in een mooie 360-presentatie.

Topstukken uitgelicht

Een echt online museum!

Net als in een 'echt' museum, kun je bij ons rondsnuffelen in de collectie en tentoonstellingen bezoeken in de vorm van themadossiers. Wij zijn er trots op dat we het museumschildje hebben en voldoen aan de eisen die het Nederlands Museumregister stelt.

<
>

Tinnen urinaal of 'piskannetje'

De oudste modellen urinaal waren gemaakt van tin. Dit urinaal is een staand model. Niet alleen om hem rechtop te kunnen neerzetten maar omdat in die tijd voor het gebruik een knielende houding in bed de gewoonte was. De zieke moest daarbij echter wel ondersteund worden. Bij dit voorwerp hoort een bijzonder verhaal, ...

... uit de herinneringen van verpleegkundige An Poot: 'Ik was op visite bij een oude tante Anna wonend op een kleine boerderij met een ongetrouwde neef. Tante Anna had voordien altijd voor haar oude moeder gezorgd, die 89 jaar is geworden. Opoe heette ook Anna, ik ben dus naar haar vernoemd. Maar na haar dood, vond tante Anna dat ik naar haar vernoemd zou zijn. Ik had zogezegd een streepje voor. Ik was al in de verpleging, vermoedelijk pas 20 jaar. Zij ging er van uit dat ik veel kennis bezat! Op een dag was ik bij haar op visite en zag ik op een tafeltje dat kannetje staan. Ik vroeg haar: tante, hoe komt u aan dit bijzondere kannetje? Zij keek mij ongelovig aan en zei: jij bent toch zuster, weet jij niet wat dit voor een kannetje is? Nee, zei ik, ik dacht dat het een bijzonder tinnen vaasje was. Nou, zei ze, jullie zullen in het ziekenhuis er wel een andere naam aan geven, maar wij noemden dit altijd een : 'PISKANNETJE'. Later mag je van mij erven. Maar toen ik afscheid nam, zei ze: neem het nu maar mee! Dat is het verhaal dat erbij hoort.'


Periode
  • Van 1800 tot 1920





<
>

De pop van zuster Stieltjes

Wijkverpleegster Antje Stieltjes verbaasde in 1898 vriend en vijand met een revolutionaire uitvinding. Ze ontwierp het ‘Werkmansverband’, een verband om fabrieksarbeiders die last hadden van eczeem slimmer te verbinden en ze zonder al te veel pijn te verschonen. Haar uitvinding paste ze toe op dit popje, ...

... dat ze instuurde naar de jury. Met haar uitvinding won ze op de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid de hoofdprijs.


Periode
  • 1898





<
>

Uniform met hartjesschort

Vanaf het moment dat verplegen een beroep wordt, dragen verpleegsters en verplegers een uniform. Van lange statige zwarte jurken vroeger tot vrolijk gekleurde hesjes nu. Het meest bekende uniform is deze japon van grijsblauw keizerslinnen met de witte katoenen hartjesschort. Het uniform gaf de verpleegster status. ...

... Iedereen kon zien dat ze een belangrijk beroep uitoefende.






<
>

Witte sluier

Het uniform van de verpleegster was niet compleet zonder een kapje. In de vroegste periode waren dat lange zwarte sluiers, vaak erg onhandig en onhygiënisch in het gebruik. Toen het uniform stralend wit werd, paste daar ook een witte sluier bij. Eerst was de sluier lang, maar naarmate de tijd vorderde, werd ...

... deze steeds korter. Dit is al een kort model, dat voorafging aan het papieren verpleegsterkapje.






<
>

Voor deze website moesten we onze verpleegkundige collectie digitaliseren.

<
>

Beantwoord deze vraag en ontdek welke themadossiers voor jou interessant zijn.

De voor jou geselecteerde dossiers verschijnen naast elkaar. Je kunt via het pijltje in de rode balk aan de zijkant van het dossier verder klikken.

Verberg Ontdek wat deze site jou te bieden heeft