Verplegen in het ziekenhuis

Het ziekenhuis! Dé plek waar het beroep van verpleegkundige begon.

Bekijk dit dossier

Frederike Meyboom (1871-1971)

Bekijk dit dossier

De GGZ

Van verplegen naar begeleiden. Zo begon het werken in de GGZ. Bekijk deze boeiende ontwikkeling hier.

Bekijk dit dossier

Hall of Fame

Wie hebben het beroep van verpleegkundige en verzorgende groot gemaakt? Een overzicht van krachtige voorlopers...

Bekijk dit dossier

Top 25

Stoere vrouwen en een man in de zorg. Onze top 25 van vastberaden en doortastende verpleegkundigen.

Bekijk dit dossier

Aly van der Meij-de Leur (1928-2012)

Bekijk dit dossier

Verplegen in het ziekenhuis

Waar verplegen we de patiënt. Thuis of in het ziekenhuis? Tegenwoordig worden patiënten - onder andere uit kostenoverwegingen - eerder naar huis gestuurd dan 25 jaar geleden. Verpleegkundigen krijgen daarom steeds meer alleen met ernstige zieken te maken. Hoe was dat in de 19e en de 20e eeuw? Hoe zagen ziekenhuizen er uit? Bestonden verpleegkundigen al en wat deden ze toen? Lees hier alles over de geschiedenis en de historie van het ziekenhuis.

1830 - 1880

Verplegen deed je thuis

Tot 1880 liet iedereen die het kon betalen zich thuis verplegen. Dit gebeurde door liefhebbende familie, buren of religieuze zusters. Gasthuizen gaven onderdak aan arme zieken, die geen thuis hadden. Pas in de tweede helft van de 19e eeuw ontstonden de voorlopers van de hedendaagse ziekenhuizen. Er was  nog weinig bekend over oorzaken van ziektes of over effectieve behandelingen. Het belang van handen wassen, de basis voor een goede hygiëne, was nog maar net ontdekt. De meeste medicijnen die artsen nu voorschrijven, bestonden nog niet en de röntgenfoto moest nog worden uitgevonden. Ongeschoolde zaalmeiden en zaalknechten werkten op de ziekenzalen. Verpleegkundigen waren er nog niet.

<
>

Geglazuurde terra-cotta po

<
>

Zaalmeiden en -knechten

Het gasthuis was geen fijne plek om te verblijven. Niet voor patiënten en niet voor verzorgenden. Zaalmeiden en -knechten kwamen vaak uit arme gezinnen, waren ongeschoold en moesten de kost verdienen. Sommigen namen het niet zo nauw met de regels. Er zijn verhalen bekend van meiden en knechten die zich tegoed deden aan eten dat voor patiënten was bestemd. De donkere gangen van de gasthuizen zouden regelmatig getuige zijn geweest van al dan niet gewenste intimiteiten. Gegoede dames als Anna Reynvaan brachten in de tweede helft van de 19e eeuw verandering in deze wantoestanden. Daarmee begon de professionalisering van de verpleging.

<
>

Inhalatie-apparaat

Deze inhalator of pulverisator bestaat uit een koperen ketel waarin water door een spiritusbrandertje verhit wordt tot stoom. Door een horizontaal buisje geleid, zorgt de stoom voor onderdruk boven een verticaal buisje waardoor een geneesmiddel wordt aangezogen. Stoom en geneesmiddel worden samen als mengsel door ...

... een glazen mondstuk geblazen waar het door de patiënt kan worden ingeademd. Als geneesmiddel werden kruiden gebruikt die een heilzame werking hadden bij aandoeningen van de luchtwegen.


Periode
  • Van 1850 tot 1940





<
>

Koperen kruik

<
>

Frederike Meyboom (1871-1971)

‘Ik ben altijd lastig geweest . . .’. aldus de bijna 100-jarige Frederike Meyboom in 1971. Die eigenschap was nuttig in haar carrière in de verpleging. Ze kwam op voor haar eigen ideeën. Lees hier hoe ze dat deed.

Frederike Meyboom (1871-1971)

Frederike Meyboom was een eeuw lang nauw betrokken bij de ontwikkeling van het verpleegkundig beroep. ‘Ik ben altijd lastig geweest…’. zei ze in 1970. Die eigenschap is haar goed van pas gekomen in haar carrière in de verpleging. Ze kwam op voor haar eigen ideeën en hield vast aan haar overtuiging. 

<
>

Veerkrachtig en vastberaden

‘Ik wilde zijn als de gummibal, wat er ook gebeuren mocht ...’ besloot Frederike Meyboom op jonge leeftijd en die veerkracht heeft ze in praktijk gebracht.

Net als de bijna 30 jaar oudere Anna Reynvaan groeide ze op in de gegoede burgerklasse. Haar vader was officier van gezondheid bij de marine. Hij gaf haar toestemming om als vrijwilligster in de Haagse polikliniek te gaan werken. Haar verzoek om een geesteszieke vriendin te mogen verplegen, ging hem echter te ver. Frederike deed het toch. De huisarts die haar vriendin behandelde, vond Frederike Meyboom geknipt voor de verpleging.

 

<
>

Ziekendraagstoel

Tillen was slechts een kwestie van oefening, meende Frederike Meyboom, het kwam daarbij niet aan op uitsluitend lichaamskracht. Voor de komst van liften in ziekenhuizen bood een draagstoel uitkomst bij het verplaatsen van een patiënt naar een andere verdieping. Deze houten ziekendraagstoel is waarschijnlijk ...

... gebruikt in het Gemeenteziekenhuis Dordrecht. Ook in Meyboom's eigen Bergwegziekenhuis, een gebouw met meerdere verdiepingen, was de stoel geen overbodige luxe. Bij het op- en afdragen moesten de zusters er aan denken 'hare rokken op te spelden; bij het aflopen van voren en bij achterwaarts aflopen van achteren’.

 


Periode
  • Van 1850 tot 1900





<
>

Insigne met handtekening

Het insigne draagt het opschrift Ziekenhuis Rotterdam met daarbinnen het stadswapen van Rotterdam. In 1908 werd Frederike Meyboom directrice van het Bergweg Ziekenhuis. Zij bleef hier tot aan haar pensioen in 1926. Het insigne is gespeld op een fragment groen papier met aan de achterzijde de handtekening van Fre ...

... derike.


Periode
  • Van 1908 tot 1926





<
>

Voorzittershamer

Voorzittershamer gebruikt door Frederike Meyboom tijdens haar voorzitterschap van de Bond voor Directrices en Adjunct-directrices gedurende de periode 1920-1927.


Periode
  • Van 1920 tot 1927





<
>

Burgerziekenhuis

De vader van Frederike weigerde toestemming te geven om in het Binnengasthuis te werken. Niet in een gasthuis! Na de verzekering van een nichtje dat in het deftige Burgerziekenhuis allemaal 'kéurige meisjes' uit 'kéurige families' werkten, mocht Frederike daar wel een opleiding volgen. Dat kwam ook omdat de moeder van Frederike dacht dat hun dochter in de praktijk wel snel genoeg zou krijgen van al ‘die malle denkbeelden’. Volgens Frederike Meyboom zelf sterkte die uitspraak haar in haar voornemen om bij tegenstand niet op te geven. Die vastberaden houding had ze nodig, want de praktijk in het ziekenhuis was heel anders dan een jong meisje uit haar kringen gewend was.

<
>

Voorbereiding

Frederike Meyboom vond dat ze zich goed had voorbereid op wat zij als haar roeping zag, namelijk het volgen van de verpleegstersopleiding. In theorie leek alles in orde. Ze had afstand gedaan van wereldse zaken zoals waaiers en balboekjes. Het Burgerziekenhuis voldeed aan de eisen van haar ouders en had een goede naam. De verpleegsters hadden een hoog niveau, de directie was rechtvaardig, vrije tijd en voeding waren goed geregeld. Ze had haar verplichte uitzet volgens de kledinglijst samengesteld. Japonnen van blauw verpleegsterslinnen met de zoom vijf centimeter van de vloer. Witte schorten die nog vijf centimeter korter waren. Zwarte schoenen en kousen en aparte schoenen met vilten zolen voor de nachtdienst.

<
>

De praktijk

In de praktijk vond Frederike Meyboom de ontvangst in het Burgerziekenhuis verre van hartelijk en de directrice koud en hooghartig. Haar eerste taak was helpen met afruimen van de eettafels en met de afwas. De onderlinge solidariteit van de leerling-verpleegsters liet te wensen over. Het was niet gebruikelijk voor je mening uit te komen, iets dat zij zelf wel deed. Ook werden de leerlingen ‘afgehard’. Toen Frederike Meyboom een baby een flesje wilde geven, merkte ze dat het kindje dood was. Volgens haar was dat met opzet niet tegen haar gezegd, zodat ze zich zou leren beheersen. Ze had nog nooit een dode gezien. Na ruim 2 maanden draaide ze alleen nachtdienst op de afdeling. 

Zo'n wacht duurde van half negen ’s avonds tot half negen ’s morgens en dat drie tot vier weken achter elkaar. De afdeling bestond uit tien zalen met patiënten van diverse pluimage en met uiteenlopende aandoeningen. Verwarde tyfuspatiënten lagen op zaal met patiënten chirurgie en interne aandoeningen. Pas ’s morgens werd geconstateerd dat een patiënt tijdens haar wacht was overleden.

Frederike Meyboom noteerde in haar dagboek:

‘Het is bespottelijk dat wij zomaar, onvoorbereid voor zulke ernstige dingen worden gezet. Waarom staan wij, onervaren meisjes zo argeloos en onwetend tegenover zulk groot gebeuren?’

<
>

De GGZ

Mensen met psychische stoornissen blijven tegenwoordig zo lang mogelijk thuis wonen. Ze worden ambulant behandeld of zelfs via internet. Patiënten heten cliënten. Oppassers en bewaarders hebben plaatsgemaakt voor verpleegkundigen of verpleegkundig specialisten in de GGZ. Lees hier meer over de geschiedenis en de historie van de GGZ.

Tot 1840

De maatschappij beschermen

Tot begin 19e eeuw bleven mensen met een psychiatrische aandoening vaak thuis wonen, opgevangen door hun familie. Er waren wel gekken-, dol- en gasthuizen, maar die waren vooral bedoeld om de maatschappij te beschermen tegen het gedrag van ‘onaangepasten’. Dit waren armen patiënten die geen thuis hadden, maar ook mensen die aan besmettelijke ziektes leden, zwakzinnigen en psychiatrische zieken. Vanwege hun soms onbeheerste gedrag, werden deze ‘krankzinnigen’ of ‘dollen’ zo nodig opgesloten in dolcellen. De behandelmethodes en instrumenten stamden uit straf- en martelpraktijken, zoals de mond- of muilpeer. De visie op krankzinnigheid en de hardhandige behandelingen veranderden geleidelijk onder invloed van progressieve burgers en artsen.

<
>

Mondpeer of mondknevel

Tot 1840 vond de mondknevel toepassing in de psychiatrie om bijtende en schreeuwende krankzinnigen tegen zichzelf of hun omgeving te beschermen. Het peervormige deel werd in de mond ingebracht en door een koord of een leren riem achter het hoofd vastgemaakt zodat het niet verwijderd kon worden. Het ...

... voorwerp zorgde er voor dat de drager niet kon spreken of schreeuwen en vooral niet kon bijten. In Nederland is het niet op grote schaal gebruikt omdat artsen het een mensonterend middel vonden. Sinds 1945 zijn er medicijnen waar de patiënten rustig van worden. Het gebruik van knevels in de psychiatrie is ontstaan in Duitsland met het 'Autenrieth'sche Maske', vernoemd naar de uitvinder, de Duitse psychiater Dr. Johann Heinrich Ferdinand Autenrieth. De mondknevel kan ook deel uitmaken van een compleet gelaatsmasker. Dit masker zou model gestaan hebben voor het masker dat de kannibalistische psychopaat Hannibal Lecter droeg in de film 'Silence of the Lambs'. Het moest voorkomen dat de drager zou kunnen bijten. Ook de kooi waar Hannibal in verbleef was een uitvinding van Autenrieth. De mondknevel in rubber of leren uitvoering is ook een sexspeelgoed geworden en heeft toepassing gevonden in de SM-scene. Het moet leiden tot een gevoel van onderdanigheid. De knevel heeft dan vaker de vorm van een ronde bal met een riem. Het gebruik van de knevel is niet zonder risico. De drager mag daarom nooit alleen gelaten worden. Er is kans op verstikking als ademen door de neus geblokkeerd raakt of bij braken. In het engels gebruikt men de term gag ball. To gag betekent kokhalzen. De hier afgebeelde houten mondpeer is oorspronkelijk gebruikt in het psychiatrisch ziekenhuis Coudewater in Rosmalen. Het werd hier een bijtklos genoemd. Na sluiting van het eigen museum van de instelling is dit object samen met enkele andere dwangmiddelen geschonken aan het Florence Nightingale Instituut.

 


Periode
  • Van 1800 tot 1840





<
>

Zuster Anna vertelt

<
>

Dwangjack of dwangbuis

Tot de bekendste dwangmiddelen behoort de dwangbuis. Het bestaat uit een kiel van stevig linnen waarvan de uiteinden van de lange mouwen zijn dichtgenaaid. De armen worden over de borst gevouwen en de mouwen op de rug aan elkaar geknoopt. De kiel zelf heeft de sluiting ook op de rug. De dwangbuis dient vooral om ...

... de beweging van de armen tegen te gaan. Een dwangbuis dat met veel moeite was aangetrokken, maakte men niet zo snel weer los. Een van de gevolgen was dat een patiënt die niet in staat is zijn armen te bewegen minder goed verzorgd kon worden. En het toepassen van dwangmiddelen zorgde natuurlijk voor veel irritatie bij de patiënt, zoals op te maken is uit het volgende citaat uit Schermers 'Handleiding bij het verplegen van Krankzinnigen en Zenuwlijders' uit 1911: 'Ook geestelijk zijn de nadelen van de toepassing van dwangmiddelen zeer groot. Het ontnemen der lichamelijke vrijheid werkt in den regel buitengewoon prikkelend. Slechts met moeite kunnen de meeste patiënten hunne verontwaardiging bedwingen wanneer zij zich deze dingen beginnen te herinneren. Ook geeft het denkbeeld van een dwangbuis een gevoel van valsche gerustheid aan hen, die met de verpleging belast zijn. Men meent zoo gemakkelijk, dat dergelijke lijders buiten gevaar zijn en minder toezicht behoeven. Toch is het reeds meermalen voorgekomen, dat een patiënt zijn dwangbuis wist los te maken en zich aan de lange mouwen ophing.'


Periode
  • Van 1800 tot 1950





<
>
1840 - 1900

Van opbergen tot opvoeden

De eerste Krankzinnigenwet uit 1841 paste in de tijd waarin verlichte burgers en artsen zorgden dat ‘krankzinnigen’ meer als mensen werden gezien. De wet legde de verantwoordelijkheid voor ‘geneeskundige’ gestichten bij de provincies in plaats van bij de stedelijke en kerkelijke besturen.

‘Bewaarplaatsen’ werden gesloten als genezing van aandoeningen niet centraal stond. In theorie tenminste, want de praktijk bleek weerbarstig. Plaatsgebrek en ongeschoold personeel in combinatie met onberekenbare patiënten leidden ook in de ‘geneeskundige’ gestichten vaak toch weer tot opsluiting en isolatie.

<
>

Dwangmiddelen in de psychiatrie

In een leerboek uit 1911 staat te lezen dat er langzamerhand grote weerstand groeide tegen het gebruik van dwangmiddelen bij krankzinnigen. Er ontstond oppositie tegen de ‘genezende’ werking er van. Het bleek juist dat onrustige patiënten door toepassing van dwangmiddelen nog veel onrustiger ...

... werden. Na afschaffing van de dwangmiddelen behoorden toestanden van grote razernij tot de uitzonderingen. Men kwam er achter dat patiënten lang niet zo gevaarlijk waren als men lange tijd gedacht had. Ook de verhouding van de patiënt tegenover het personeel veranderde. In plaats van vijandschap ontstond vriendelijkheid en vertrouwen. Was het desondanks niet mogelijk om een onrustige patiënt in redelijkheid tot bedaren te brengen dan moest men wel tot dwang overgaan. Verplegend personeel leerde handgrepen om agressieve patiënten van elkaar te scheiden en af te voeren. Men begon met het op de rug draaien van de linkerarm, maar als dit niet voldoende zekerheid verschafte dan mocht men de patiënt ook van achteren vastpakken. In het leerboek staat hierover te lezen: ‘Een dergelijke aanvatting van achteren is niet sportief, maar het gaat er niet om den patiënt óók een kans te geven. Ook in de maatschappij zal de politie niet aan overtreders van de wet een sportieve kans geven, zich aan de arm van het gezag te onttrekken’.

 


Periode
  • Van 1850 tot 1950





<
>

Hall of Fame

Wie zijn ze, die vrouwen en mannen uit de geschiedenis die het beroep van verpleegkundige en verzorgende groot gemaakt hebben? Natuurlijk kent iedereen Florence Nightingale wel, maar al die andere ambassadeurs en voorbeelden verdienen ook onze aandacht. Hier zijn ze!

- A t/m H -

Bets Bilgen (1906-1996)

Bets Bilgen was als verpleegkundige vooral georienteerd op de praktijk. Ze wist wetenschappelijke theorieën een praktische invulling te geven, waarmee de verpleging als vak vooruit kwam. Haar scherpe inzicht en arbeidsethos waren voor velen een inspiratiebron.

<
>

Jeltje de Bosch Kemper (1836-1916)

Jeltje de Bosch Kemper werd op 28 april 1836 geboren in Amsterdam. Het was destijds niet gebruikelijk dat beschaafde meisjes werkten of studeerden. Maar Jeltje stortte zich op de verbetering van de maatschappelijke positie van vrouwen, omdat ze zich nuttig wilde maken.

<
>

Lientje de Bussy-Kruysse (1858-1937)

Lientje de Bussy-Kruysse was een van Nederlands eerste gediplomeerde verpleegsters. Haar grote verdienste is geweest dat zij kennis over de wijkverpleging in Nederland heeft geïntroduceerd. Het Britse model was hierbij haar voorbeeld. 

<
>

Marianne van Driel Krol (1920-2003)

Marianne van Driel Krol zette zich in voor één brede basisopleiding voor verpleegkundigen. Haar initiatieven op het gebied van wet- en regelgeving waren doorslaggevend voor de ontwikkeling van de verpleegkunde in de 20e eeuw.

<
>

Bep Engelberts (1898-1965)

Bep Engelberts werkte tijdens WO II als verpleegkundige in Nederlands-Indië. Daar was ze een voorbeeld voor velen en een onmisbare steun voor de artsen met wie ze werkte. Ze ontving op 17 augustus 1959 de Florence Nightingale Medaille. 

<
>

Aafke Gesina van Hulst (1868-1930)

Aafke Gesina van Hulst is de pionier van de wijkverpleging in Nederland. In 1894 begon zij in Harlingen met een vorm van wijkverpleging. 2 jaar later richtte zij een vereniging op die in 1902 aansluiting vond bij de Vereniging het Groene Kruis. Dankzij haar inzet verspreidde het Groene Kruis zich over heel Friesland. 

<
>
- M t/m V -

Top 25

De 130-jarige ontwikkeling van het verpleegkundig beroep heeft veel vastberaden en doortastende verpleegkundigen voortgebracht. In de meeste gevallen betreft het vrouwen, hier en daar een man. Zonder al die andere verpleegkundigen tekort te willen doen, zijn hier 25 opvallende toppers. Ze blinken uit in creativiteit, moed of belezenheid.

25 toppers in alfabetische volgorde

Claartje van Aals (1922-1943)

Claartje van Aals was van 1940 tot 1943 verpleegster in het Joods psychiatrisch ziekenhuis 'Het Apeldoornsche Bosch'. Naarmate de oorlog vorderde, kwam Claartje, van joodse huize, steeds meer in het nauw. Patienten en personeel werden op 21 januari 1943 weggevoerd.  

<
>

Cornelia (Corrie) Baas (1944-2002)

Corrie Baas was in 1991 als verpleegkundige verantwoordelijk voor de triage op de Eerste Hulpafdeling van het Rode Kruisziekenhuis te Kabul  in Afghanistan. Ondanks de dreigende situatie daar keerde ze in 1992 terug om haar werk voort te zetten. Ze kreeg op 4 februari 1994 de Florence Nightingale medaille. 

 

<
>

Jan Bastiaanse (1950-1997)

Jan Bastiaanse werkte als verpleegkundige lange tijd in het ziekenhuis, waar hij zich inzette voor Integrerend Verplegen. In 1993 werd hij de eerste directeur van het Landelijk Centrum Verpleging en Verzorging, het LCVV. Hij vond dat de oprichting van het LCVV een mijlpaal in de geschiedenis van de verpleging.

<
>

Anneke van den Bergh-Braam (1927-2014)

Anneke van den Bergh-Braam begon haar carriere als verpleegkundige. Ze studeerde vervolgens sociologie, waarna een promotie volgde. Ze werd de eerste hoogleraar Verplegingswetenschap in Nederland en produceerde diverse succesvolle leerboeken.

<
>

Bets Bilgen (1906-1996)

Bets Bilgen was als verpleegkundige vooral georienteerd op de praktijk. Ze wist wetenschappelijke theorieën een praktische invulling te geven, waarmee de verpleging als vak vooruit kwam. Haar scherpe inzicht en arbeidsethos waren voor velen een inspiratiebron.

<
>

Bien van den Brink-Tjebbes (1924-2014)

Bien van den Brink was als verpleegkundige en staffunctionaris werkzaam bij de Inspectie voor de Gezondheidzorg.  Ze ontwikkelde vanaf de jaren ’60 als eerste in Nederland een wetenschappelijke theorie over verplegen. Het begrip zelfzorg en holisme staan hierbij centraal. 

<
>

Lientje de Bussy-Kruysse (1858-1937)

Lientje de Bussy-Kruysse was een van Nederlands eerste gediplomeerde verpleegsters. Haar grote verdienste is geweest dat zij kennis over de wijkverpleging in Nederland heeft geïntroduceerd. Het Britse model was hierbij haar voorbeeld. 

<
>

Aly van der Meij-de Leur (1928-2012)

Aly van der Meij-de Leur had een passie voor de geschiedenis van de verpleging. Vanuit die passie verzette ze essentieel werk. Volgens haar kon je uit die rijke historie leren wat verplegen is en hoe je dat vak uitoefent.

Aly van der Meij-de Leur (1928-2012)

Aly van der Meij-de Leur had een passie voor de geschiedenis van de verpleging. Ze schreef het succesvolle leerboek 'Van olie en wijn' en doceerde jarenlang het vak geschiedenis aan de School voor Verpleegkundigen van het VUmc.

<
>

Begin van haar carrière

Op 1 maart 1947 begon Aly aan de verpleegstersopleiding in het Gemeente Ziekenhuis in Arnhem. Aansluitend aan de 3-jarige opleiding deed zij de kraamspecialisatie en ontving ze het felbegeerde ‘ooievaartje’. In 1953 ging Aly aan de slag in de particuliere verpleging en twee jaar later trouwde zij met Otto van der Meij, die voor zijn werk regelmatig op reis moest. Hun huwelijk bleef kinderloos en Aly vergezelde haar man af en toe op zijn reizen. Ze maakte dan van de gelegenheid gebruik om in landen als Kenia en Israel ziekenhuizen en andere zorginstellingen te bezoeken. 

<
>

Reacties

Sietske Posthuma 30-11--0001

Na al die jaren ben ik nog nooit in Beaune geweest, het ziekenhuis waarover mevrouw van der Meij ons in de lessen vertelde! Rond 1978 had ik les van mevrouw van der Meij en sindsdien staat een bezoek aan Beaune op mijn verlanglijstje; het zou het mooiste Middeleeuwse gasthuis zijn. Haar boek 'Van olie en wijn' was indertijd een aanrader. Het staat nog steeds in mijn kast! PS: tip voor een volgende Vriendendag: Beaune? ;)

Aly van der Meij-de Leur tijdens haar kraamspecialisatie

<
>

Jeugd

Aly van der Meij-de Leur werd op 12 maart 1928 in Arnhem geboren in een naar eigen zeggen ‘ouderwets’ gereformeerd gezin. Haar jeugd speelde zich voor een belangrijk deel af tijdens de oorlogsjaren, een periode waarin zij ook de MULO bezocht. Na de oorlog werkte Aly een jaar lang in een bibliotheek, waar zij meehielp boeken te restaureren. De eigenaresse van de bibliotheek was een oud-verpleegster en juist zij maakte Aly warm voor de verpleging. Binnen het gezin waar Aly vandaan kwam, had niemand speciale affiniteit met verpleging.

<
>

Schoolmuseum

Aly van der Meij-de Leur in het door haar ingerichte museum met objecten uit de geschiedenis van de verpleging.


Periode
  • 1961





<
>

Geschiedenis van de verpleging

Op 1 oktober 1961 ging de verpleegstersschool van het ziekenhuis van de Vrije Universiteit van start. De school had een zelfstandige positie binnen de organisatie en was daarmee een noviteit. De verpleegkundig directrices N. Verburg en J.C. Groneman stonden aan het hoofd. Aly van der Mey zag haar kans schoon en stuurde een open sollicitatie naar de functie van docente. Ze werd aangenomen als docent geschiedenis van de ziekenverpleging. Dit nieuwe vak was kort daarvoor verplicht gesteld. Zuster Groneman stelde voor dat Aly de lessen zou geven, maar wel na een gedegen studie. Daarom volgde Aly bij de VU de colleges geschiedenis van de geneeskunde.

<
>

‘Van Olie en Wijn’

Het gebrek aan informatie over de geschiedenis van de verpleging inspireerde Aly om zelf aan de slag te gaan. In 1971 kwam haar boek ‘Van Olie en Wijn’ uit, een belangrijk standaardwerk dat op alle landelijke opleidingen verpleegkunde ingang kreeg. Het beschreef de geschiedenis van de verpleegkunde, de geneeskunde en de sociale zorg. Omdat het vak geschiedenis in 1996 uit het opleidingscurriculum werd geschrapt, kwam het niet tot een zesde druk, maar haar boek heeft een grote invloed gehad op de emancipatie van de verpleegkundige beroepsgroep. Tijdens het schrijven van dit levenswerk overlegde Aly zeer regelmatig met haar grote inspirator en voorbeeld, de toen al 90-jarige Frederike Meyboom.

<
>

Frederike Meyboom (1871-1971)

Frederike Meyboom was een eeuw lang nauw betrokken bij de ontwikkeling van het verpleegkundig beroep. ‘Ik ben altijd lastig geweest…’. zei ze in 1970. Die eigenschap is haar goed van pas gekomen in haar carrière in de verpleging. Ze kwam op voor haar eigen ideeën en hield vast aan haar overtuiging. 

<
>

Beantwoord deze vraag en ontdek welke themadossiers voor jou interessant zijn.

De voor jou geselecteerde dossiers verschijnen naast elkaar. Je kunt via het pijltje in de rode balk aan de zijkant van het dossier verder klikken.

Verberg Ontdek wat deze site jou te bieden heeft