De GGZ

Van verplegen naar begeleiden. Zo begon het werken in de GGZ. Bekijk deze boeiende ontwikkeling hier.

Bekijk dit dossier

Marianne van Driel Krol (1920-2003)

Bekijk dit dossier

De GGZ

Mensen met psychische stoornissen blijven tegenwoordig zo lang mogelijk thuis wonen. Ze worden ambulant behandeld of zelfs via internet. Patiënten heten cliënten. Oppassers en bewaarders hebben plaatsgemaakt voor verpleegkundigen of verpleegkundig specialisten in de GGZ. Lees hier meer over de geschiedenis en de historie van de GGZ.

Tot 1840

De maatschappij beschermen

Tot begin 19e eeuw bleven mensen met een psychiatrische aandoening vaak thuis wonen, opgevangen door hun familie. Er waren wel gekken-, dol- en gasthuizen, maar die waren vooral bedoeld om de maatschappij te beschermen tegen het gedrag van ‘onaangepasten’. Dit waren armen patiënten die geen thuis hadden, maar ook mensen die aan besmettelijke ziektes leden, zwakzinnigen en psychiatrische zieken. Vanwege hun soms onbeheerste gedrag, werden deze ‘krankzinnigen’ of ‘dollen’ zo nodig opgesloten in dolcellen. De behandelmethodes en instrumenten stamden uit straf- en martelpraktijken, zoals de mond- of muilpeer. De visie op krankzinnigheid en de hardhandige behandelingen veranderden geleidelijk onder invloed van progressieve burgers en artsen.

<
>

Mondpeer of mondknevel

Tot 1840 vond de mondknevel toepassing in de psychiatrie om bijtende en schreeuwende krankzinnigen tegen zichzelf of hun omgeving te beschermen. Het peervormige deel werd in de mond ingebracht en door een koord of een leren riem achter het hoofd vastgemaakt zodat het niet verwijderd kon worden. Het ...

... voorwerp zorgde er voor dat de drager niet kon spreken of schreeuwen en vooral niet kon bijten. In Nederland is het niet op grote schaal gebruikt omdat artsen het een mensonterend middel vonden. Sinds 1945 zijn er medicijnen waar de patiënten rustig van worden. Het gebruik van knevels in de psychiatrie is ontstaan in Duitsland met het 'Autenrieth'sche Maske', vernoemd naar de uitvinder, de Duitse psychiater Dr. Johann Heinrich Ferdinand Autenrieth. De mondknevel kan ook deel uitmaken van een compleet gelaatsmasker. Dit masker zou model gestaan hebben voor het masker dat de kannibalistische psychopaat Hannibal Lecter droeg in de film 'Silence of the Lambs'. Het moest voorkomen dat de drager zou kunnen bijten. Ook de kooi waar Hannibal in verbleef was een uitvinding van Autenrieth. De mondknevel in rubber of leren uitvoering is ook een sexspeelgoed geworden en heeft toepassing gevonden in de SM-scene. Het moet leiden tot een gevoel van onderdanigheid. De knevel heeft dan vaker de vorm van een ronde bal met een riem. Het gebruik van de knevel is niet zonder risico. De drager mag daarom nooit alleen gelaten worden. Er is kans op verstikking als ademen door de neus geblokkeerd raakt of bij braken. In het engels gebruikt men de term gag ball. To gag betekent kokhalzen. De hier afgebeelde houten mondpeer is oorspronkelijk gebruikt in het psychiatrisch ziekenhuis Coudewater in Rosmalen. Het werd hier een bijtklos genoemd. Na sluiting van het eigen museum van de instelling is dit object samen met enkele andere dwangmiddelen geschonken aan het Florence Nightingale Instituut.

 


Periode
  • Van 1800 tot 1840





<
>

Zuster Anna vertelt

<
>

Dwangjack of dwangbuis

Tot de bekendste dwangmiddelen behoort de dwangbuis. Het bestaat uit een kiel van stevig linnen waarvan de uiteinden van de lange mouwen zijn dichtgenaaid. De armen worden over de borst gevouwen en de mouwen op de rug aan elkaar geknoopt. De kiel zelf heeft de sluiting ook op de rug. De dwangbuis dient vooral om ...

... de beweging van de armen tegen te gaan. Een dwangbuis dat met veel moeite was aangetrokken, maakte men niet zo snel weer los. Een van de gevolgen was dat een patiënt die niet in staat is zijn armen te bewegen minder goed verzorgd kon worden. En het toepassen van dwangmiddelen zorgde natuurlijk voor veel irritatie bij de patiënt, zoals op te maken is uit het volgende citaat uit Schermers 'Handleiding bij het verplegen van Krankzinnigen en Zenuwlijders' uit 1911: 'Ook geestelijk zijn de nadelen van de toepassing van dwangmiddelen zeer groot. Het ontnemen der lichamelijke vrijheid werkt in den regel buitengewoon prikkelend. Slechts met moeite kunnen de meeste patiënten hunne verontwaardiging bedwingen wanneer zij zich deze dingen beginnen te herinneren. Ook geeft het denkbeeld van een dwangbuis een gevoel van valsche gerustheid aan hen, die met de verpleging belast zijn. Men meent zoo gemakkelijk, dat dergelijke lijders buiten gevaar zijn en minder toezicht behoeven. Toch is het reeds meermalen voorgekomen, dat een patiënt zijn dwangbuis wist los te maken en zich aan de lange mouwen ophing.'


Periode
  • Van 1800 tot 1950





<
>
1840 - 1900

Van opbergen tot opvoeden

De eerste Krankzinnigenwet uit 1841 paste in de tijd waarin verlichte burgers en artsen zorgden dat ‘krankzinnigen’ meer als mensen werden gezien. De wet legde de verantwoordelijkheid voor ‘geneeskundige’ gestichten bij de provincies in plaats van bij de stedelijke en kerkelijke besturen.

‘Bewaarplaatsen’ werden gesloten als genezing van aandoeningen niet centraal stond. In theorie tenminste, want de praktijk bleek weerbarstig. Plaatsgebrek en ongeschoold personeel in combinatie met onberekenbare patiënten leidden ook in de ‘geneeskundige’ gestichten vaak toch weer tot opsluiting en isolatie.

<
>

Dwangmiddelen in de psychiatrie

In een leerboek uit 1911 staat te lezen dat er langzamerhand grote weerstand groeide tegen het gebruik van dwangmiddelen bij krankzinnigen. Er ontstond oppositie tegen de ‘genezende’ werking er van. Het bleek juist dat onrustige patiënten door toepassing van dwangmiddelen nog veel onrustiger ...

... werden. Na afschaffing van de dwangmiddelen behoorden toestanden van grote razernij tot de uitzonderingen. Men kwam er achter dat patiënten lang niet zo gevaarlijk waren als men lange tijd gedacht had. Ook de verhouding van de patiënt tegenover het personeel veranderde. In plaats van vijandschap ontstond vriendelijkheid en vertrouwen. Was het desondanks niet mogelijk om een onrustige patiënt in redelijkheid tot bedaren te brengen dan moest men wel tot dwang overgaan. Verplegend personeel leerde handgrepen om agressieve patiënten van elkaar te scheiden en af te voeren. Men begon met het op de rug draaien van de linkerarm, maar als dit niet voldoende zekerheid verschafte dan mocht men de patiënt ook van achteren vastpakken. In het leerboek staat hierover te lezen: ‘Een dergelijke aanvatting van achteren is niet sportief, maar het gaat er niet om den patiënt óók een kans te geven. Ook in de maatschappij zal de politie niet aan overtreders van de wet een sportieve kans geven, zich aan de arm van het gezag te onttrekken’.

 


Periode
  • Van 1850 tot 1950





<
>

Marianne van Driel Krol (1920-2003)

Marianne van Driel Krol werd in 1920 in Haarlem geboren. Zij zette zich in voor één brede basisopleiding voor verpleegkundigen. Haar initiatieven op het gebied van wet- en regelgeving waren doorslaggevend voor de ontwikkeling van de verpleegkunde in de 20e eeuw .

Marianne van Driel Krol (1920-2003)

Marianne van Driel Krol zette zich in voor één brede basisopleiding voor verpleegkundigen. Haar initiatieven op het gebied van wet- en regelgeving waren doorslaggevend voor de ontwikkeling van de verpleegkunde in de 20e eeuw.

<
>

A-diploma Van Driel Krol

A-diploma, uitgereikt op 21 juni 1949, na een opleiding in het St. Elisabeth Ziekenhuis of Groote Gasthuis te Haarlem.


Periode
  • 1949





<
>

Het begin van haar carrière

Marianne van Driel Krol kon door de Tweede Wereldoorlog haar studie medicijnen niet afmaken en daarom begon ze in 1946 op 26-jarige leeftijd aan de opleiding Ziekenverpleging A in het Elisabeth Ziekenhuis in Haarlem. Daarna volg de B-opleiding en een opleiding tot wijkverpleegkundige in het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam. Ze werkte enkele jaren als districtverpleegkundige voor tuberculosebestrijding in IJmuiden. Aan het eind van de jaren ’50 maakte ze de overstap naar het verpleegkundig onderwijs en werkte ze twee jaar als hoofdverpleegster-docente in ‘Meer en Bosch’ in Heemstede. In 1955 werd ze voorzitter van het hoofdbestuur van de Nationale Bond van Verplegenden en bestuurslid van de International Council of Nurses (ICN).

<
>

Rapport over een patiënt

Het rapport is ingevuld en ondertekend door Marianne van Driel Krol op 25 september 1950. Het beschrijft de waarnemingen bij een patiënt met een toeval.


Periode
  • 1950





<
>

Brede basisopleiding

Marianne zette zich in voor één brede basisopleiding voor verpleegkundigen. Omdat in haar ogen de verpleegkundige zorg gebaseerd moest zijn op een integrale benadering van de zorgvrager. De positie van verpleegkundigen lag Marianne na aan het hart en zij pleitte dan ook voor een wettelijk kader. Haar ‘Taak van de Verpleegkundige’, geschreven als advies van de Centrale Raad voor de Volksgezondheid, was de eerste stap naar het ‘Profiel van de Verpleegkundige’ en naar rapporten over de juridische aspecten van de beroepsuitoefening. Deze rapporten hebben uiteindelijk geleid tot regelgeving in de Wet BIG. Het gevolg van deze wet was een maatschappelijke legitimering van de verpleegkunde en verpleegkundigen en andere (para)medische beroepen.

<
>

Marianne van Driel Krol krijgt de Jeltje de Bosch Kemper-onderscheiding, 1977

<
>

Bestuurlijke functies

Vanaf 1961 bekleedde Marianne een landelijke functie als beleidsmedewerkster bij de Federatie, de toenmalige koepelorganisatie van de drie beroepsorganisaties voor verpleegkundigen in Nederland. Van 1968 tot 1972 werkte ze bij de overheid, waarna ze gevraagd werd als hoofd van de afdeling Verplegende en Verzorgende Beroepen bij het Staatstoezicht op de Volksgezondheid. Ze vond de lijn van de Inspectie echter te vaag en daarom nam ze ontslag. 

 In 1972 begon ze als verpleegkundig directeur in het Dijkzigt ziekenhuis in Rotterdam, nu het Erasmus Medisch Centrum. In 1975 vroeg men haar als secretaris van de Centrale Raad, nu de Raad voor Volksgezondheid & Zorg (RVZ). Ook hier was haar echter geen lang leven beschoren en nam zij ontslag omdat zij vond dat ze te veel tegenwerking van sommige specialisten ondervond. Van 1974 tot aan haar pensionering in 1985 was zij secretaris voor de Vaste Commissie Verpleging van de toenmalige Centrale Raad voor de Volksgezondheid.

<
>

Beantwoord deze vraag en ontdek welke themadossiers voor jou interessant zijn.

De voor jou geselecteerde dossiers verschijnen naast elkaar. Je kunt via het pijltje in de rode balk aan de zijkant van het dossier verder klikken.

Verberg Ontdek wat deze site jou te bieden heeft