Vanaf 1961 bekleedde Marianne een landelijke functie als beleidsmedewerkster bij de Federatie, de toenmalige koepelorganisatie van de drie beroepsorganisaties voor verpleegkundigen in Nederland. Van 1968 tot 1972 werkte ze bij de overheid, waarna ze gevraagd werd als hoofd van de afdeling Verplegende en Verzorgende Beroepen bij het Staatstoezicht op de Volksgezondheid. Ze vond de lijn van de Inspectie echter te vaag en daarom nam ze ontslag.
In 1972 begon ze als verpleegkundig directeur in het Dijkzigt ziekenhuis in Rotterdam, nu het Erasmus Medisch Centrum. In 1975 vroeg men haar als secretaris van de Centrale Raad, nu de Raad voor Volksgezondheid & Zorg (RVZ). Ook hier was haar echter geen lang leven beschoren en nam zij ontslag omdat zij vond dat ze te veel tegenwerking van sommige specialisten ondervond. Van 1974 tot aan haar pensionering in 1985 was zij secretaris voor de Vaste Commissie Verpleging van de toenmalige Centrale Raad voor de Volksgezondheid.