Medisch-historicus Leo van Bergen signaleerde dat verpleegsters in WO I een speciaal imago hadden. Hij schreef er het artikel ‘Tussen heilige en hoer’ over, onlangs gepubliceerd in het NMTG 70. Een pittige titel, die vragen oproept. Daarom schreef hij er voor ons deze blog over.
De ultieme moeder
Al sinds het schrijven van mijn proefschrift over het Nederlandse Rode Kruis in de jaren negentig is de rol van de verpleegster vast onderdeel van mijn historisch onderzoek naar het belang van geneeskunde voor oorlogvoering. Ik kwam er toen namelijk achter wat voor een impact een bepaald beeld over de vrouw op het werk van verpleegsters kan hebben. In het kort kwam dat beeld in het begin van de twintigste eeuw in Nederland en elders, erop neer dat de oorlogsverpleegster als een moeder voor de gewonde soldaat moet zijn. Het enige wat ze nodig heeft, is een zachte hand en een warm hart. Ofwel: verpleging is niet echt een beroep maar een soort mantelzorg die het liefst gratis en voor niks moet worden geleverd.
De Nederlandse oorlogsverpleegster
In Nederland werden in 1910 voor het eerst enkele verpleegsters toegelaten in een militair hospitaal, dat te Utrecht. Het was een experiment waar zeker niet iedere medisch militair enthousiast over was. In de ogen van enkelen was het zelfs grotendeels als mislukt te beschouwen. Volgens een in 1917 verschenen rapport over de erbarmelijke staat van de militair-medische zorg tijdens de voorafgaande jaren van grote mobilisatie, was die mislukking geheel en al te wijten aan ‘de vrouwelijke eigenaardigheden’. Dat die niet nader werden gespecificeerd, kan alleen maar betekenen dat verondersteld werd dat de mannelijke lezers precies wisten waar de rapporteurs het over hadden.
De Eerste Wereldoorlog in de context
Vreemd aan deze Nederlandse opstelling is dat in toen de buiten haar landsgrenzen woedende oorlog, verpleegsters volop en veelal tot grote tevredenheid werkzaam waren – inclusief een flink aantal Nederlandse verpleegsters in zogenaamd neutrale ambulances. Dit wil niet zeggen dat het beeld over hen fundamenteel van dat van de ‘warmbloedige moeder’ verschilde. Over het wie en wat van hen is al het nodige geschreven. Maar wat had het in de oorlogspropaganda volop gebruikte dan wel misbruikte moederbeeld voor gevolg voor hun werk? Wat waren de consequenties van dat werk voor henzelf, waarbij velen van hen voor het eerst, en massaal, met naakte mannenlijven werden geconfronteerd? Wat was de verhouding tussen de beroepsverpleegsters, die hun werk wel degelijk beschouwden als een professie waarvoor zij gewoon goed betaald moesten worden, en de vrijwillige verpleegsters, die dachten een goed hart te hebben en dus voor het werk geschikt te zijn? En zo waren er nog veel meer voor die specifieke tijd en plaats typerende omstandigheden. Die hadden uiteraard invloed op het werk zelf en het beeld dat de verpleegsters van hun werk hadden. Maar zij hadden ook invloed op het beeld dat militairen, artsen, patiënten en mannelijke verplegers van hen hadden. Dat beeld nu fluctueerde tussen heilige en hoer.
Lees het artikel Tussen heilige en hoer (eerder verschenen in Nederlands Militair Geneeskundig Tijdschrift (NMGT) 70).
Leo van Bergen is medisch historicus, momenteel werkend aan een boek over de Nederlandse militair geneeskundige dienst van Napoleon tot en met de dekolonisatieoorlog. Voor meer informatie zie www.leovanbergen.nl