In januari 2016 verscheen 'De Helpende Hand. De verborgen geschiedenis van de gezinszorg in Nederland'. Historicus en schrijfster Eva Vriend dook in de archieven en interviewde 10-tallen gezinsverzorgsters. Wij nodigden haar uit als gastblogger ter aanvulling van ons themadossier Gezinszorg.
Klacht gegrond/ongegrond
De bezuinigingen op de gezinsverzorging leidden begin jaren ’80 tot een toenemend aantal klachten bij de klachtencommissie van de Centrale Raad voor Gezinsverzorging. Het was niet langer vanzelfsprekend dat een gezinsverzorgster klaar stond als een huishouden vastliep. En daar moest Nederland aan wennen. De klachtencommissie bestond uit bestuursleden van de centrale raad zelf, de Nationale Raad voor Maatschappelijk Welzijn en de Consumentenbond. De meeste klagers vonden dat de gezinszorg onterecht was beëindigd. De uitspraken waren overigens niet bindend.
Kritisch heroverwegen
Een Noord-Hollandse veehouder stelde bijvoorbeeld in juni 1980 dat de Algemene Stichting voor Gezinsverzorging uit Hoorn de hulp, begonnen na het overlijden van zijn echtgenote, na vier jaar onterecht had stopgezet. De man had vijf kinderen. Eén dochter zou binnenkort het huis verlaten, één zoon ging in militaire dienst. De twee thuiswonende dochters hadden, buitenshuis, een verzorgend beroep. De achttienjarige jongste deed eindexamen atheneum.
‘Klacht ongegrond.’
De gezinshulp aan dit weduwnaarsgezin was terecht gestaakt, oordeelde de klachtencommissie. De motivatie: overheidsmaatregelen dwongen de instellingen, ‘die vroeger ruim hulp konden geven’, om alle gevallen kritisch te heroverwegen. Het jongste kind van dit gezin was ouder dan zestien jaar, de leeftijd waarop gezinszorginstellingen doorgaans de hulpverlening beëindigden. De klager stelde dat hij zich geen particuliere hulpverlening kon veroorloven, omdat die veel duurder was dan ‘de zwaar gesubsidieerde gezinsverzorging’. Dan moesten de werkende, maar nog thuiswonende dochters maar meebetalen, aldus het slotoordeel.
Overbelasting
Een 61-jarige ambtenaar kreeg wel gelijk in zijn conflict met de gezinsverzorgingsorganisatie van Noord-Kennemerland. Zijn 55-jarige echtgenote was door een nieraandoening sinds tien jaar bedlegerig. De man had zich eerder vier maanden ziek moeten melden bij zijn baas, omdat hij was bezweken onder de combinatie van buitenshuis werken, het huishouden en de zorg thuis. De achttien uur gezinshulp per week - vier uur voor verzorging van mevrouw, drie uur begeleiding en elf uur voor het huishouden - volstond niet, luidde de klacht. De commissie consulteerde de huisarts van meneer, die bevestigde dat opnieuw overbelasting dreigde.
‘Klacht gegrond.’
Eindoordeel luidde dat dit echtpaar vier uur extra kreeg voor het huishoudelijk werk.
Meer over Eva Vriend op www.evavriend.nl